Nieuws

Nieuwsbrief

3 december 2019

Elektronische correspondentie en privacy van werknemers: een hoofdpijn voor werkgevers!

A propos d'un arrêt rendu par la chambre sociale de la Cour de cassation du 23 octobre 2019(pourvoi n° 17-28.448) Deze jurisprudentie benadrukt de moeilijkheid waarmee rechters worden geconfronteerd bij het vinden van een eerlijk evenwicht tussen de rechten van de werknemer en de legitieme belangen van de werkgever. A werknemer had geruild met een werkschool door middel van zijn instant messaging over elementen die verband houden met het privéleven van een manager, maar door gebruik te maken van zijn professionele computer. Ze werd ontslagen wegens ernstig wangedrag. Ter rechtvaardiging van zijn beslissing heeft de werkgever het feit aangevoerd dat de opmerkingen niet vergezeld waren van de woorden “persoonlijk” en dat er dus van werd uitgegaan dat ze van professionele aard waren. Het hof oordeelde dat de berichten uit instant messaging niet onrechtmatig waren en oordeelde het ontslag daarom onredelijk en veroordeelde het tot het betalen van diverse bedragen aan de ontslagen werknemer. Aan de andere kant waren de rechters van oordeel dat het feit dat er naar berichten van privé-aard was gezocht, een inbreuk op het privé-leven vormde in de zin van artikel 8 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat bepaalt dat “elke persoon het recht heeft om respect voor hun privé- en gezinsleven, hun huis en hun correspondentie.” De rechters hebben gepreciseerd dat het feit dat zij in deze berichten elementen uit het privéleven van de werknemer hadden aangetroffen, het mogelijk maakte het bewijs te vernietigen dat deze berichten een professioneel karakter hadden. Deze boodschappen werden, door de elementen die ze bevatten, boodschappen van aard privé beschermd door het recht op respect van het privéleven van de werknemer op de werkplek en de geheimhouding van de correspondentie. Met andere woorden, er ontstond een vermoeden van het privékarakter van de genoemde berichten, waardoor ze een grotere bescherming kregen. De werkgever stelde in beroep bij het Hof van Cassatie dat de berichten van deze werknemer een professioneel karakter hadden, voor zover ze niet vergezeld gingen van de woorden ‘persoonlijk’.
Op deze manier bevestigde het Hof van Cassatie het standpunt van het Hof van Beroep door te oordelen dat berichten afkomstig uit een persoonlijke elektronische mailbox, verschillend van de professionele berichten waarover de werknemer beschikte voor de behoeften van haar activiteit, onder het briefgeheim vielen. Het arrest bevestigt het standpunt van het HvJ-EU in het Barbulescu-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, gr. ch., 5 september 2017, nr. 61496/08, Bărbulescu v. Roemenië: JurisData nr. 2017- 016884). Deze uitspraak biedt een nog grotere bescherming voor de correspondentie van medewerkers. De kwestie van het beschermen van de correspondentie van werknemers blijft dan een echte kopzorg voor werkgevers die niet langer weten hoe ze zichzelf moeten positioneren ten opzichte van wat ze wel of niet mogen lezen. Als we het voorbeeld nemen van de berichten op Facebook, kunnen we ons afvragen of de fluctuatie van de beslissingen van rechters, wier beoordeling van geval tot geval wordt gemaakt, afhankelijk van elke situatie, de werkgever niet in een zekere rechtsonzekerheid plaatst. Over dit onderwerp heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 12 september 2018 (Cass. Soc. 12 september 2018, nr. 16-11.690) gepreciseerd dat de commentaren uitgezonden op een gesloten Facebook-account, toegankelijk voor een beperkt aantal van personen, betrof een gesprek van privé-aard, waarbij werd geconcludeerd dat de publicatie ervan geen ernstig wangedrag vormde. Het privékarakter van de gesprekken die op een gesloten Facebook-account worden gevoerd, werd al door het Hof van Cassatie bevestigd in een arrest van 20 december 2017. De rechters hadden hieruit afgeleid dat het feit dat de werkgever toegang heeft tot deze berichten via de mobiele telefoon van een ander werknemer “een onevenredige en onrechtvaardige aanval op het privéleven heeft gepleegd” van deze werknemer (Cass. Soc. 20 september 2017, nr. 16-19.609). Het lijkt erop dat de jurisprudentie duidelijk voorstander is van de bescherming van correspondentie. De werkgever moet dus op zijn hoede zijn als hij gebruik wil maken van een privébericht van zijn werknemer, zelfs als dit vanaf zijn professionele computer wordt verzonden, op straffe van een veroordeling tot betaling van diverse bedragen wegens onredelijk ontslag. Ook al moet de werkgever zich op objectieve en concrete feiten baseren om een werknemer te ontslaan, toch wordt niet al het bewijsmateriaal als wettig beschouwd. DE Kantoor van Cécile ZAKINE ondersteunt werkgevers bij kwesties die verband houden met de correspondentie van werknemers.
Terug ➝
4.9/5 - (838 stemmen)