Nieuws

Artikel

Een update over het CIVI-regime: zijn autonomie in de context van slachtoffercompensatie

Uit het vonnis van de Tweede Burgerlijke Kamer van het Hof van Cassatie op 4 juli 2019 (Beroepsnummer: 18-13853)

Artikel 706-3 van het Wetboek van Strafvordering voorziet in een schadevergoedingssysteem voor slachtoffers van misdrijven.

De Crime Victims Compensation Commission, beter bekend als de CIVI, staat toe dat een slachtoffer van het plegen van een strafbaar feit wordt gecompenseerd als de schade niet door de dader kan worden hersteld.

De CIVI repareert zowel lichamelijk letsel als materiële schade.
Wanneer het verzoek bij de CIVI wordt ingediend, begint een minnelijke fase waarin het verzoek wordt behandeld door het Waarborgfonds, dat vanaf ontvangst van uw verzoek 2 maanden de tijd heeft om een aanbod tot compensatie te formuleren.
In dit aanbod moet het bedrag van de aangeboden compensatie worden vermeld.
Het slachtoffer heeft dan 2 maanden de tijd om het aanbod te aanvaarden of te weigeren.

Indien laatstgenoemde het aanbod aanvaardt, worden de toegekende bedragen binnen één maand aan hem uitbetaald.
Als ze weigert, kan ze een nieuw aanbod voorleggen aan de voorzitter van de CIVI, die vrij is om te weigeren zonder een rechtvaardiging te hoeven geven.
Als er geen aanbod wordt verlengd of als het slachtoffer het nieuwe aanbod opnieuw weigert, eindigt de minnelijke fase.
Het mislukken van de minnelijke fase leidt dus tot de uitvoering van het onderzoek van de zaak, dat wordt voortgezet bij de CIVI, die een beslissing neemt over het bedrag van de door het slachtoffer gevraagde schadevergoeding.
Als de schadevergoeding daadwerkelijk wordt toegekend en het slachtoffer de beslissing aanvaardt, is het Garantiefonds verantwoordelijk voor de uitbetaling van de schadevergoeding.
Anders kan het slachtoffer binnen een maand na kennisgeving van de beslissing in beroep gaan tegen de beslissing van de CIVI.

In dit geval werd MZ geboren in een ziekenhuis in Parijs. Tijdens de bevalling deden zich complicaties voor en hij leed aan langdurige zuurstofgebrek, wat leidde tot onomkeerbare hersenschade.

Zijn ouders hebben vervolgens een vordering ingesteld bij de administratieve rechtbank van Parijs om de Assistance publique-Hôpitaux de Paris (AP-HP) aansprakelijk te stellen en een uitspraak te doen over hun verzoek om schadevergoeding.

De AP-HP ging in beroep tegen het vonnis van de Administratieve Rechtbank en het Administratieve Hof van Beroep van Parijs oordeelde dat het ziekenhuis verantwoordelijk werd gehouden en veroordeelde tot schadevergoeding voor de schade geleden.

Dit is hoe door verzoek Op 8 juni 2013 hebben de ouders van de pasgeborene MZ contact opgenomen met een CIVI om een medische beoordeling van hun kind te gelasten en de betaling van een voorlopige schadevergoeding te verkrijgen.

Na verwijzing naar het CIVI merkte het Hof van Beroep op dat het Garantiefonds voor Slachtoffers van Terroristische Daden en Andere Misdrijven niet betwistte dat het kind het slachtoffer was van handelingen die het materiële karakter van een inbreuk hadden, maar oordeelde dat verzoeken met betrekking tot schadeposten volledig hersteld door de administratieve rechtbanken waren niet ontvankelijk voor de CIVI.

Door op deze manier te oordelen negeerden de rechters de reikwijdte van de bevoegdheden van de CIVI, die een onafhankelijke schadevergoedingsregeling voor slachtoffers van strafbare feiten instelt, in reactie op haar eigen regels, waardoor de commissie het bedrag van de toegekende schadevergoeding kon vaststellen op basis van de elementen van de zaak, zonder gebonden te zijn aan de beslissing van het gerecht waarbij de zaak eerder aanhangig is gemaakt.

4.8/5 - (958 stemmen)